Literatuur
- Kruyskamp, C., Van Dale, Groot woordenboek der Nederlandse taal. 's-Gravenhage (Nijhoff), 19618e druk. [2632 blz. ISBN -]. Hierin: blz. 1273 ("niëllo (<It.), o., graveerwerk in blanke metalen, voornamelijk in zilver, waarvan de gegraveerde figuur of tekening met een dof, poedervormig zwartsel wordt ingebrand en het oppervlak daarna gepolijst; -werk, o.")
- Götz, Ute, Die Bildprogramme der Kirchentüren des 11. und 12. Jahrhunderts. Proefschift, Philosophischen Fakultät der Eberhard-Karls-Universität, Tübingen. Magdeburg (uitgave in eigen beheer: Ute Götz), 1971. [421 blz. ISBN -]. Hierin "Die Tauchiertechnik": blz. 410-413 (hierin komt ook uitvoerig de niëllo-techniek aan de orde)
- Müller, Hermann Alex. & Oscar Mothes, Illustrirtes Archäologisches Wörterbuch der Kunst des germanisches Altertums, des Mittelalters und der Renaissance. Leipzig & Berlin (Otto Spamer), 1878 [1002 blz. in 2 banden. ISBN -]. Hierin "Niello", frans: nielle, niellure, engels: niello-engraving, italiaans: niello, latijn: nigellum, opus nigellatum, opus niellatum: blz. 700-701.
- Roth, Helmut, Kunst und Handwerk im frühen Mittelalter. Archäologische Zeugnisse von Childerich I. bis zu Karl dem Grossen. Stuttgart (Konrad Theiss), 1986 [322 blz. ISBN 3.8062.0447.0]. Hierin "Niello": blz. 54-55.